
Jurisprudentie
BB4248
Datum uitspraak2007-08-10
Datum gepubliceerd2007-09-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers161849 KG ZA 07-467
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2007-09-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers161849 KG ZA 07-467
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Toelating tot volwassenonderwijs 17-jarige. Artikel 10, lid 1 Inrichtingsbesluit Wet Voortgezet Onderwijs/ Artikel 3, lid 1 aanhef en onder a Besluit samenwerking VO-BVE.
Volgens het ROC is de zoon van eisers niet toelaatbaar tot het Vmbo-T (VAVO) van het ROC omdat hij niet voldoet aan de toelatingscriteria en zijn vorige opleiding een negatief advies heeft uitgebracht. Dit advies is evenwel onvolledig gebleken. Het ROC ging, wellicht als gevolg van dit onvolledige advies op het verkeerde been gezet, ten onrechte er van uit dat de vooropleiding van de zoon van eisers is beperkt tot het AKA-diploma. Gezien de vooropleiding van eisers’ zoon is een logische vervolgopleiding in beginsel Vmbo-T leerjaar 3. Gelet op de cognitieve ontwikkeling van eisers’ zoon, het herstel van zijn trauma, zijn motivatie en de problematiek waarmee hij thans nog immer in zekere mate kampt, kan niet anders worden geoordeeld dan dat hij toelaatbaar is voor het Vmbo-T maar een grotere kans heeft om een diploma te behalen indien hij VAVO volgt in plaats van (regulier) voortgezet onderwijs. De toelatingseisen die het ROC blijkens haar website in het algemeen stelt, kunnen voor een bijzondere situatie en in de gevallen als deze waarop artikel 3 van het Samenwerkingsbesluit ziet, per definitie niet gesteld worden. Vordering tot toelating toegewezen.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 161849 / KG ZA 07-467
Vonnis in kort geding van 10 augustus 2007
in de zaak van
1. [eiser sub 1]
2. [eiseres sub 2],
echtelieden, ten deze handelend in hun hoedanigheid van ouders en wettelijke vertegen-woordigers van de minderjarige [zoon], belanghebbende,
allen wonende te Eindhoven,
eisers,
procureur mr. M.A.E.A. Muurmans,
tegen
de stichting STICHTING REGIONAAL OPLEIDINGSCENTRUM,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
verschenen in persoon bij haar bestuurslid [Y]
Partijen zullen hierna [eisers] en het ROC genoemd worden, en de minderjarige: [X].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van het ROC.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [X] is na het verlaten van de basisschool met een advies voor Vmbo-T (theoreti-sche leerweg) naar het Stedelijk College te Eindhoven gegaan. In dat jaar is hij op die school zo ernstig gepest en is hem daarbij zodanige psychische schade toegebracht, dat hij die school na het eerste leerjaar heeft moeten verlaten. Hij heeft zich wegens een zich ten-gevolge van het pesten ontwikkeld hebbende schoolfobie onder jeugdpsychiatrische behan-deling moeten stellen.
2.2. Niettegestaande het pesten en de zich ontwikkelende fobie heeft hij, overeenkom-stig ook het basisschool-advies, het eerste leerjaar Vmbo-T op het Stedelijk College afge-rond met gemiddeld cijfer een 7.
Het tweede leerjaar van het Vmbo-T heeft [X] gevolgd aan het Pleincollege te Nuenen. Deze klas heeft [X] als gevolg van genoemd trauma en daarmee samenhangend verzuim gedoubleerd. Het daaropvolgende jaar heeft [X] de school voor het einde van het schooljaar verlaten. Ondanks alle problemen heeft hij in de loop van twee jaren wederom het niveau van een 7 weten te behalen.
2.3. Vervolgens is [X], klaarblijkelijk omdat voortzetting van het onderwijs in het re-guliere Vmbo voor hem gezien zijn traumatische ervaringen aldaar niet het meest kansrijk werd geacht, naar de Arbeidsmarktgekwalificeerd Assistentenopleiding gegaan (hierna: de AKA-opleiding) van “School 23” van het ROC. Deze opleiding heeft [X] op 8 juni 2007 met een diploma afgerond.
2.4. Voor het schooljaar 2007-2008 heeft [X] zich aangemeld voor de tweejarige op-leiding TEXBO/Vmbo-T aan de School voor Volwasseneducatie te Eindhoven, eveneens een onderwijsinstituut van het ROC. De opleiding betreft een zogenaamde VAVO (voortge-zet algemeen volwassenonderwijs)-opleiding die opleidt tot het diploma Vmbo-T.
2.5. Voor toelating tot deze opleiding stelt het ROC blijkens haar website (waarvan een afdruk zich bij de stukken bevindt) de volgende eisen:
• minimaal taalniveau B1;
• een Vmbo basisberoeps- of kaderberoepsgericht diploma met minimaal een 6 voor Nederlands of;
• minimaal 2 jaar havo of vwo gevolgd of;
• aantoonbaar een vergelijkbaar niveau als hierboven omschreven.
2.6. Op 6 juni 2007 hebben [eisers] gebeld met de heer [V] van de School voor Volwasseneducatie te Eindhoven, dat is: de VAVO-afdeling van het ROC. Tijdens dit telefoongesprek heeft de heer [V] [eisers] telefonisch medegedeeld dat [X] van zijn vorige opleiding, School 23 van het ROC, een negatief advies heeft gekregen voor toe-lating tot het VAVO.
2.7. Bij schrijven van eveneens 6 juni 2007 hebben [eisers] mevrouw [H] en de heer [V] van de School voor Volwasseneducatie verzocht om de motivatie van het negatieve advies schriftelijk aan hen toe te zenden. Tevens hebben zij in deze brief het volgende vermeld.
(...)
Wij verzoeken u dringend om [X] en ons op zeer korte termijn uit te nodigen voor een inta-ke-gesprek. Wij kunnen u dan uitleggen dat [X]:
• vanuit het basisonderwijs een Vmbo-T advies heeft gekregen
• door het EPI is onderzocht en dat hij een bovengemiddelde intelligentie heeft
• het 1e Vmbo-jaar met een ruime 7 gemiddeld heeft afgerond
• dat hij alle stof van het 2e schooljaar heeft gehad maar verspreid over 2 halve schooljaren; hij stond toen ook weer een 7 gemiddeld.
Onze zoon verdient een kans tot toelating op het VAVO. Hij is momenteel super gemotiveerd en wil niets liever dan zijn VMBO-T diploma behalen.
(...)
2.8. Bij schrijven van 11 juni 2007 hebben [eisers] de directie van School 23 onder meer als volgt bericht.
(...)
Afgelopen woensdag 6 juni hebben we weer zelf de VAVO gebeld en gevraagd of School 23 al een positief advies had afgegeven, want dit wisten we op dat moment nog steeds niet. Helaas bleek toen dat School 23 een negatief advies had uitgegeven voor de VAVO. Maar dit negatieve advies bleek op geen enkele wijze gemotiveerd en is ook niet door School 23 aan ons officieel meegedeeld!
Bij deze willen wij de directie van de school verzoeken om:
1. Onze zoon alsnog een positief advies te geven en dit ons toe te sturen
2. Bij een blijvend negatief advies willen we het volgende van u ontvangen:
a. een schriftelijke en uitgebreide motivatie van het negatieve advies
b. een schriftelijke uiteenzetting van het toekomstperspectief van onze zoon en uw aan-bevelingen voor een –mogelijk ander– vervolgtraject voor onze zoon, wederom uit-voerig gemotiveerd.
(...)
2.9. Bij brief van 18 juni 2007 heeft School 23 aan de School voor Volwasseneducatie schriftelijk de motivering van het negatief advies voor het VAVO-onderwijs (Vmbo-T) doen toekomen. Blijkens deze brief (door [eisers] in het geding gebracht als produc-tie 3) luidt deze motivatie als volgt.
(...)
Ondanks het feit dat we [X] hebben zien groeien afgelopen jaar (en met name binnen de stage) en hij met goed gevolg een diploma heeft gehaald bij ons, geven wij een negatief advies voor vmbo-T (VAVO) vanwege de volgende redenen:
• [X] heeft onvoldoende capaciteiten: het zelfstandig werken en zelfstandig leren liet veel te wensen over: vooral het plannen en organiseren. Bij opdrachten liet hij ver-der zien dat hij alleen het hoognodige deed en niet meer dan dat. Ondanks het feit dat zijn docent hem herhaaldelijk aangespoord heeft meer van zijn kunnen te laten zien, lukte hem dat niet;
• [X] heeft een afwachtende houding, neemt weinig initiatief en is communicatief niet sterk. [X] heeft heel veel aansporing en begeleiding nodig.
• De houding van [X] is onzeker en labiel; hij kan slecht tegen veranderingen en re-ageert daar erg emotioneel op (en verzuimt dan vervolgens);
• De schoolloopbaan van [X] is problematisch geweest; hij heeft vaak gewisseld van school en is een half jaar thuis gebleven. Bij de aanvang van het schooljaar was zelfs sprake van een schoolfobie.
Vmbo-T is geen logisch vervolg op een MBO-niveau 1 opleiding. Ons advies is dus om [X] een bbl-opleiding niveau 2 te laten volgen. De relatie tussen [X] en school is een precaire. Meer praktijk en niet hele dagen naar school toe moeten, zou voor [X], naar onze mening, de beste oplossing zijn.
(...)
2.10. De School voor Volwasseneducatie heeft [eisers] bij brief van 19 juni 2007 bericht dat [X] niet toelaatbaar is voor Vmbo-T (VAVO) van het ROC omdat [X] niet voldoet aan de toelatingscriteria en School 23 van het ROC een negatief advies heeft uitge-bracht.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vorderen in dit geding bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het ROC te veroordelen om na betekening van dit vonnis [X] toe te laten tot de opleiding TEX-BO/Vmbo-T leerjaar 3 van het VAVO, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat het ROC na betekening van dit vonnis, weigert aan dit vonnis uitvoering te geven, met veroordeling van het ROC in de kosten van dit geding.
3.2. [eisers] leggen hieraan, kort weergegeven, het navolgende ten grondslag.
Het ROC houdt onvoldoende rekening met de belangen van [X]. De argumenten die leiden tot de beslissing om [X] niet toe te laten kunnen die beslissing niet dragen. [X] is zonder meer toelaatbaar tot het TEXBO/Vmbo-T leerjaar 3 waarvoor hij in aanmerking wenst te komen. Voor [X] zijn er nagenoeg geen andere onderwijsmogelijkheden terwijl hij nog immer leerplichtig is. De weigering om [X] tot die opleiding toe te laten is dan ook in strijd met de wet, tevens onzorgvuldig en onrechtmatig jegens [X].
3.3. Het ROC heeft ten verwere het navolgende naar voren gebracht.
[X] is nog geen 18 jaar oud. Reeds hierom is hij niet toelaatbaar tot de door hem gewenste VAVO-opleiding. Ingevolge artikel 8.1.1., lid 6 WEB juncto artikel 7.3.1., lid 1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) staat toelating tot die opleiding immers uitsluitend open voor volwassenen.
De Vmbo-T-opleiding is geen logisch vervolg op een MBO niveau 1-opleiding, die [X] onlangs met succes heeft afgerond. Het ROC heeft [X] dan ook geadviseerd om een MBO niveau 2-opleiding te gaan volgen.
Op grond van de beschikbare gegevens bestaat niet de verwachting dat [X] het onderwijs in het derde leerjaar van het TEXBO/Vmbo-T met voldoende resultaat zal kunnen volgen.
Het behalen van een MBO niveau 1-diploma betekent immers nog niet dat een taalniveau B1 dan wel een vergelijkbaar niveau is bereikt met een basisberoepsgericht Vmbo-diploma met een 6 voor Nederlands. Bovendien heeft [X] blijkens het advies van School 23 onvol-doende capaciteiten, heeft hij een afwachtende houding, is zijn houding onzeker en labiel en is de schoolloopbaan van [X] problematisch geweest.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het betoog van het ROC dat [X] reeds omdat hij nog geen achttien jaar oud is, niet kan worden toegelaten tot het VAVO-onderwijs is formeel juist maar berust op een onjuiste uitleg van wat hij en zijn ouders met de vordering beogen en mist daardoor het punt waar het in dit geding om gaat. Immers, het Besluit Samenwerking VO-BVE van 1 december 2005 (Stb. 2005, 642) voorziet met artikel 3, lid 1 aanhef en onder a juist in de mogelijkheid om leerlingen die 16 of 17 jaar oud zijn in bepaalde gevallen onderwijs te laten volgen bij het VAVO-onderwijs.
De vordering van [eisers] is op dit punt wat ongelukkig geformuleerd, waar zij vor-deren: “…[X] toe te laten tot de opleiding TEXBO/Vmbo-T, derde leerjaar van het VA-VO…”. De door het ROC aangeboden leergang TEXBO/Vmbo-T is maar tweejarig.
Wat [eisers] met hun vordering klaarblijkelijk beogen, is wat het ROC in de pleitnota van zijn gemachtigde schrijft:
“…Als hij jonger is dan 18 jaar stroomt hij niet rechtstreeks in bij het VAVO, maar kan hij, mits hij toe-laatbaar is, instromen bij het VO van ROC Eindhoven, in casu het derde leerjaar van de Mavo-opleiding. (Opm. vzr: Mavo is hetzelfde als Vmbo-T). Het besluit Samenwerking VO-BVE voorziet er vervolgens in dat de VO en het VAVO bij die Mavo-opleiding mogen samenwerken.”
Op die grondslag zal de rechter de vordering beoordelen.
4.2. Zoals hiervoor onder de feiten (rechtsoverweging 2.7) is weergegeven, hebben [eisers] reeds bij brief van 6 juni 2007 aan het ROC te kennen gegeven dat [X] van-uit het basisonderwijs een Vmbo-T advies heeft gekregen, dat bij onderzoek is gebleken dat hij bovengemiddeld intelligent is, dat hij het eerste Vmbo-jaar met een ruime 7 gemiddeld heeft afgerond en dat hij alle leerstof van het tweede leerjaar heeft gehad, zij het verspreid over twee halve schooljaren, en dat hij ook toen weer een 7 gemiddeld stond.
4.2.1. Het ROC heeft bijna twee maanden gehad om zich op deze op het oog al-leszins relevante gegevens te beraden. Zo ze juist zijn, dan was er alle tijd en alle reden om over de betekenis ervan met de ouders te overleggen. Zo onjuist zouden zijn, was er alle tijd om ze gemotiveerd te weerleggen. Dat alles heeft ROC nagelaten.
4.2.2. Dit een en ander hebben [eisers] ter zitting andermaal naar voren gebracht en is daar andermaal onweersproken gebleven. De rechter neemt op grond van deze gang van zaken deze gegevens als vaststaand aan en hij verwerpt het betoog van het ROC dat door de vakantietijd het ROC die feiten niet heeft kunnen onderzoeken. Daarom is ook voor aanhouding voor nader beraad geen grond.
4.3. Een logische vervolgopleiding is dan in beginsel inderdaad, zoals [eisers] qua strekking betogen, Vmbo-T leerjaar 3 en niet een MBO niveau 2, beroepsbegeleidende leerweg, zoals het ROC stelt.
In die benadering ging het ROC, wellicht als gevolg van het hierna te bespreken onvolledige advies van School 23 op het verkeerde been gezet, ten onrechte er van uit dat de vooroplei-ding van [X] beperkt is tot het AKA-diploma. Het kon daardoor [X]’s schoolcarrière van twee leerjaren Vmbo-T op niveau 7 en verdere achtergrond niet in zijn overwegingen be-trekken.
4.4. [eisers] hebben ter zitting voorts nog uitvoerig benadrukt dat de reden waar-om [X] de tweede klas heeft gedoubleerd en vervolgens voor het einde van het schooljaar de school heeft verlaten, niets te maken heeft met de capaciteiten van [X] of met de door hem behaalde tekortschietende resultaten (die waren immers ruim voldoende) maar gelegen is de bijzondere omstandigheden dat [X] in de brugklas is mishandeld en bedreigd, waar-door hij een schoolfobie heeft opgelopen. [X] is vervolgens gaan werken aan zijn schoolfo-bie en heeft zich, teneinde weer “op de rails” te komen, aangemeld bij School 23, die veel energie steekt in het persoonlijk begeleiden van leerlingen. Desgevraagd hebben [eisers] aangegeven dat het ROC van deze omstandigheden op de hoogte was, hetgeen het ROC niet heeft weersproken.
4.5. [eisers] hebben voorts onweersproken naar voren gebracht dat het thans een stuk beter gaat met [X]. Ook School 23 bevestigt dat. [X] heeft met succes gewerkt aan zijn schoolfobie, heeft aan School 23 zijn AKA-diploma behaald en is thans zeer gemoti-veerd om zijn Vmbo-T diploma te behalen.
Zelf merkte hij nog op enige moeite te hebben gehad met het lage, voor hem weinig stimule-rende niveau van de AKA-opleiding. In het licht van zijn cognitieve prestatiehistorie en rapportages omtrent zijn potentiëel (basisschool en EPI-onderzoek) acht de rechter dat alles-zins begrijpelijk. In het licht van zijn afnemende schoolfobie is het prijzenswaardig dat hij ondanks dit weinig stimulerende niveau de motivatie heeft kunnen opbrengen om het AKA-diploma daadwerkelijk te behalen.
De waarnemingen van de rechter ter zitting bevestigen een en ander. [X] toonde zich ter zitting uiterst gemotiveerd, en gaf een weloverwogen en evenwichtige indruk. Dit alles kan ook het ROC bezwaarlijk zijn ontgaan.
4.6. Al deze vaststellingen leiden onontkoombaar tot de conclusie dat, naar de maatstaf van artikel 10 lid 1 van het Inrichtingsbesluit Wet Voortgezet Onderwijs, [X] naar ver-wachting het 3e leerjaar van het VMBO-T met voldoende resultaat zal kunnen volgen. Ar-gumenten, anders dan het hierna te bespreken ontoereikende advies van School 23, die tot een ander oordeel of gerede twijfel daaromtrent zouden kunnen leiden, heeft het ROC niet aangedragen.
4.7. De vraag die zich vervolgens aandient, is of [X] op de voet van artikel 3, lid 1 aanhef en onder a van het Besluit samenwerking VO-BVE beter af is met VAVO-onderwijs dan met regulier Vmbo-onderwijs. Genoemd artikel luidt als volgt:
1. Het bevoegd gezag van een school kan de volgende leerlingen in de gelegenheid stellen in het kader van het onderwijs waarvoor zij aan de school zijn ingeschreven, deel te nemen aan een opleiding VAVO en die opleiding met een examen af te sluiten:
a. leerlingen van 16 of 17 jaar die naar het oordeel van het bevoegd gezag een grotere kans hebben om een diploma te behalen indien zij VAVO volgen in plaats van voortgezet onder-wijs.
4.8. Hoewel het in beginsel niet aan de rechter is te treden in de beoordeling die de wet opdraagt aan het bevoegd gezag, ziet de rechter zich in het onderhavige geval daartoe ge-noodzaakt, nu ter zitting is gebleken dat het bevoegd gezag zich bij zijn beslissing heeft verlaten op een klaarblijkelijk ondeugdelijk advies van School 23.
Dat advies gaat immers volslagen onbegrijpelijk volledig voorbij aan:
a. het cognitieve niveau dat [X] in het eerste leerjaar (Stedelijk College te Eindhoven) en het tweede leerjaar (Pleincollege te Nuenen) van het Vmbo-T met zijn zevens heeft verwor-ven;
b. het resultaat van het intelligentie-onderzoek;
c. de traumatiek die ten grondslag lag aan de problemen en die een van buiten komende oorzaak (pestgedrag van anderen) had, en de mate waarin de traumatiek inmiddels door behandeling en [X]’s inzet is verminderd;
d. de motivatie van [X] voor het gekozen vervolgpad TEXBO/Vmbo-T.
Door zulks te negeren worden de in het advies genoemde negatieve indicatoren (geringe zelfstandigheid; afwachtende houding; onzeker en labiel; problematische schoolloopbaan: alsof dat alles aan hem lag) volledig uit hun verband getrokken. Dat heeft een, wellicht on-bedoeld, misleidende uitwerking op de lezer van dit rapport, meer in het bijzonder op het bestuur van het ROC als eerste gebruiker ervan, dat daardoor wellicht op het verkeerde been is gezet.
Bedenkelijker is daarenboven dat vooraleer dit voor de toekomst van [X] cruciale advies werd uitgebracht, daarover nooit met hem en zijn ouders overleg is gepleegd, wat waar-schijnlijk aan de wortel ligt van het onvolledige karakter ervan. Het belang van [X] om thans zijn “groei” (na een therapeutisch jaar onder zijn niveau) op eigen niveau te kunnen blijven voortzetten is daardoor in feite volledig genegeerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat leerlingen die genoopt worden om onder hun niveau te werken, groot gevaar lopen om in hun schoolcarrière te mislukken.
De omstandigheid dat de wijze waarop [eisers] over andere onderwerpen met School 23 communiceerden, wellicht gerechtvaardigde irritatie zou hebben opgeroepen, is voor het uitblijven van overleg over het voor [X] beste vervolgpad geen excuus.
4.9. Een beslissing gestoeld op een dergelijk, voor het ROC na de brief van [eisers] d.d. 6 juni 2006 en de daarin vervatte informatie, kenbaar ondeugdelijk advies voldoet niet aan de bestuursrechtelijke eisen dat een besluit behoorlijk wordt voorbereid, berust op een gedegen feitenvaststelling en voldoende is gemotiveerd.
4.10. Alles wat hiervoor werd vastgesteld omtrent de cognitieve ontwikkeling van [X], het herstel van zijn trauma, zijn motivatie en kort gezegd: de problematiek waarmee hij thans nog immer in zekere mate kampt, kan niet anders worden geoordeeld dan dat [X] toelaatbaar is voor het derde leerjaar Vmbo-T maar een grotere kans heeft om een diploma te behalen indien hij VAVO volgt in plaats van (regulier) voortgezet onderwijs. Hij behoort dan bij uitstek tot de categorie leerlingen die de wetgever met het in het leven roepen van artikel 3, lid 1 aanhef en onder a van het Besluit Samenwerking VO-BVE, beoogde te berei-ken.
De toelatingseisen die het ROC blijkens haar website in het algemeen stelt aan volwassen leerlingen die de tweejarige opleiding TEXBO/Vmbo-T wensen te volgen, te weten: een Vmbo basisberoeps- of kaderberoepsgericht diploma (met minimaal een 6 voor Nederlands) of minimaal 2 jaar havo of vwo of vergelijkbaar, kunnen voor een bijzondere situatie en in de gevallen als deze waarop artikel 3 van het Samenwerkingsbesluit ziet, per definitie niet gesteld worden.
4.11. De slotsom is dat er zo weinig twijfel mogelijk is dat het ROC naar de maatstaven van het Inrichtingsbesluit VWO juncto die van het Samenwerkingsbesluit gehouden is om [X] tot de TEXBO/Vmbo-T opleiding toe te laten, dat de rechter, gezien ook het over ruim een week, op 20 augustus 2007 beginnende leerjaar, de zaak niet voor heroverweging naar het bevoegd gezag zal terugverwijzen, maar zelf zal doen wat het bevoegd gezag had beho-ren te doen, dat is: [X] toelaten.
De daarvoor vereiste aanmelding bij het VO kan het ROC zelf regelen, zoals uit de hiervoor (r.o. 4.1) aangehaalde passage uit zijn pleitnota blijkt.
Daarbij realiseert de rechter zich dat plaatsing op het TEXBO/Vmbo-T geen 100% succes garandeert. Maar in deze zaak is er alle reden om in het belang van [X] en in het algemeen belang (om een gefrustreerde “misfit” te voorkomen) hem deze kans te gunnen. Mitsdien zal de vordering, strekkende tot toelating het Vmbo-T van het VAVO-onderwijs, worden toe-gewezen.
4.12. De ter versterking van de gevraagde veroordeling gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen, met dien verstande dat de hoogte daarvan, gezien de geld-stromen die in het onderwijs plegen om te gaan, hoger zal worden vastgesteld als na te mel-den, maar wel aan een maximum gebonden.
4.13. Het ROC zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden ver-oordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,31
- betaald vast recht 62,75
- in debet gesteld vast recht 188,25
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.151,31
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt het ROC om [X] voor het schooljaar 2007-2008 toe te laten tot het derde leerjaar Vmbo-T en hem vervolgens in de gelegenheid stellen om in dat kader deel te nemen aan de door het ROC aangeboden tweejarige opleiding TEXBO/Vmbo-T van het VAVO-onderwijs;
5.2. veroordeelt het ROC tot betaling aan [eisers] van een dwangsom van
€ 2.500,00 per dag dat het ROC na de derde dag na die van betekening van dit vonnis in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, en met dien verstande dat boven de som van € 500.000,00 geen dwangsommen meer worden verbeurd;
5.3. veroordeelt het ROC in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op EUR 1.151,31, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekening-nummer 19.23.25.787 ten name van Arrondissement 536 's-Hertogenbosch onder vermel-ding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W. Rullmann en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2007.